- passen
- {{passen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [nauwkeurig sluiten] aller (bien)2 [+ bij][overeenstemmen] aller ensemble (avec)3 [toepasselijk zijn; schikken; gepast zijn] convenir4 [+ op][ervoor waken] s'occuper (de qn., qc.)5 [kaartspel]passer♦voorbeelden:1 de broek past niet • le pantalon ne va pasde sleutel past niet goed in het slot • la clé ne rentre pas dans la serrurein elkaar passen • s'emboîterdat past niet in zijn denkwijze • cela ne cadre pas avec ses idéesde leiding past goed op de kraan • le tuyau est bien ajusté au robinet2 kleuren die goed bij elkaar passen • couleurs qui vont bien ensembleeen stel dat slecht bij elkaar past • un couple mal assortidat past niet bij je leeftijd • ce n'est pas de ton âgedat past niet in de doos • ça n'entre pas dans la boîte3 dat huis past ons niet • cette maison ne nous convient pasdit past een man van wetenschap niet • ce n'est pas digne d'un homme de sciencedie taal past niet in de mond van kinderen • ce langage est déplacé dans la bouche d'un enfanthij past niet in deze omgeving • il détonne dans ce milieu〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 als het eens past • à l'occasionwanneer past het u dat ik eens kom? • quand cela vous arrangerait-il que je passe vous voir?4 〈figuurlijk〉 op zijn woorden passen • surveiller ses parolesop de kinderen passen • garder les enfantsop zijn zaken passen • veiller à la bonne marche de ses affairesop het huis passen • garder la maisonzou je even op mijn spullen willen passen? • tu veux bien surveiller mes affaires un instant?5 〈figuurlijk〉 daar pas ik voor • je n'en suis pasik pas • je passe→ {{link=tel}}tel{{/link}}II 〈overgankelijk werkwoord〉1 [nauwkeurig meten] mesurer (qc.) (avec précision)2 [precies genoeg betalen] faire l'appoint3 [juist plaatsen] ajuster4 [kijken of het goed zit] essayer♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 met veel passen en meten kwamen we eruit • cela n'est pas allé tout seul, mais nous y sommes arrivés〈letterlijk〉 het was wel passen en meten • c'était un peu juste2 gelieve met gepast geld te betalen • le public est tenu de faire l'appointdat is precies gepast • le compte y esthebt u het niet gepast? • vous n'avez pas la monnaie?3 buizen in elkaar passen • emboîter des tuyaux les uns dans les autres
Deens-Russisch woordenboek. 2015.